Biografie Van Eeden

Levensloop

Frederik (Frits) Willem van Eeden werd geboren in Haarlem op 26 - 10 - 1829 als zoon van een bollenkweker. Frederik van Eeden, de schrijver, was zijn zoon. Als kind had Frederik Willem een slechte gezondheid; hij was een boekenwurm. Hij kwam eerst bij zijn vader in de bloembollenkwekerij, maar hij bleek geen koopman. Later, in 1859 volgde hij zijn vader op als secretaris van de Koninklijke Maatschappij ter bevordering van de Nijverheid, alwaar hij in 1864 de opdracht kreeg een koloniale verzameling aan te leggen van museumprodukten  en hun juiste namen. In 1900 was hij directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem. Op 4 Mei 1901 is hij te Haarlem overleden. Op zijn begrafenis werd zijn graf gesierd met een krans van onkruidplanten uit de duinen.

Persoonlijkheid

In een herdenkingsrede in 1951 beschrijft Prof. A.A. Pulle (dan bestuurslid van het Van Eeden-fonds) hem als volgt: Een botanicus in de gebruikelijke zin van het woord is hij niet geweest. Al zijn publicaties op plantkundig gebied zijn dermate vermengd met romantiek, dichterlijke ontboezemingen, filosofische bespiegelingen en beschouwingen over het mensdom en wat daaraan te verbeteren valt, dat het zeer moeilijk, ja bijna onmogelijk is de plantkundige feiten van de rest te zeven. Elders wordt hij omschreven als een wat vreemde en moeilijke man, een conservatief en een rationalist. Hij hield niet van modern. Hij was op zoek naar de ‘oer-nederlander’, de onbedorven, eenvoudige mens, en dacht die te vinden op de Waddeneilanden. Toch maakten zijn grote algemene kennis, zijn toewijding en enthousiasme en zijn aangename karakter maakten hem tot een geziene figuur. Hij was een aanhanger van de evolutietheorie van Darwin. Van Eeden heeft nooit een akademische opleiding gevolgd. Hij was geen afgestudeerd bioloog, maar een selfmade man in de botanie.

Publicaties

Zijn publicaties weerspiegelen zijn veelzijdigheid. Hier volgt een kleine selectie:

Horticultuur
1868: “Hortus Batavus”, een boek met korte beschrijvingen van in- en uitheemse planten, heesters en bomen die voor de Nederlandse tuinen worden aanbevolen.

Inheemse planten
1868: “De duinen en bosschen van Kennemerland”.
1886: “Onkruid, botanische wandelingen”. Vooral dit boekje had een zeer grote lezerskring, en van Eeden wordt daarom wel gezien als een voorloper van Heimans en Thijsse.

Hij schreef veel artikelen op botanisch en algemeen natuurwetenschappelijk gebied in “Album der Natuur” en “Tijdschrift van de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Nijverheid”.
Ook verzorgde hij jarenlang de redactie van de Flora Batava, een verzameling afbeeldingen van nederlandse planten in combinatie met een beschrijving.

Tropische planten

Volgens hem was het bedroevend gesteld met botanische kennis van onze koloniën; er was geen aandacht meer voor. ‘Met de flora van Nederlandsch Guiana is het nog erger; daarvan is slechts een zeer klein gedeelte bekend. Daar liggen nog onmetelijke oerwouden op Nederlandsche pioniers te wachten. Hoeveel nuttige gewassen zouden wij nog niet kunnen opsporen als we de flora van die landen beter kenden?’ en ‘Voor de student in de botanie moet gelegenheid worden gemaakt een werkkring te vinden in de koloniën. De student moet de vrije natuur in: hij moet gehard worden tegen het klimaat en tegen vermoeienis. Hij moet voetreizen maken. Geen doellooze sport, geen doelloos vliegwielen (fietsen) of beklimmen van bergen, maar handenarbeid, roeien, zwemmen, paardrijden, wapens hanteeren, zijn even nodig als plantenverzamelen en determineren.’

Van Eeden wilde een corps botanische onderzoekers opleiden.

Het fonds

De West-Indische tentoonstelling die in 1899 gehouden werd in het Koloniaal Museum te Haarlem was een groot succes. Na afloop van het werk van het Bureau der Tentoonstellings Commissie bleek er nog f1000.- in kas te zijn. Dit geld vormt de grondslag van het fonds voor floristisch onderzoek van Suriname dat genoemd werd naar F.W. van Eeden, om hem te huldigen voor zijn inzet als ‘een onvermoeiden strijder voor Suriname’s belangen’. Volgens hem had Nederland zijn plicht als beschaafde natie vergeten: waarom werd er geen onderzoek in de natuurwetenschap uitgevoerd in koloniaal gebied? Inventarisatie van het erfdeel der vaderen was nodig!

In 1900 werd het Van Eeden-fonds opgericht. In dat jaar verscheen er een circulaire geschreven door een aantal heren te Paramaribo en gericht aan “de Ingezetenen van Suriname” om steun te vragen voor dit plan. Aan deze circulaire was een “inteekenbiljet” gehecht.

Toen er voldoende deelname van Suriname’s ingezeten bleek te zijn werd de circulaire ook in Nederland verspreid. Behalve van Eeden zelf doneerden ook de Koningin, de Koningin-Moeder en Z.K.H. de Prins der Nederlanden een bedrag ‘om íets te doen voor de kennis der schoonen planten van Neerlands verwaarloosd erfdeel’. Het uiteindelijke doel van het fonds was een flora van Suriname samen te stellen.

In 1913 werd het Koloniaal Museum opgeheven en ging het fonds verder onder de paraplu van het Koloniaal Instituut voor de Tropen (KIT). Nu is het fonds een zelfstandige stichting.

De eerste grote subsidie werd toegekend aan Dr. I. Boldingh voor “botanisch onderzoek der Antillen”. In 1932 verscheen de eerste aflevering de Flora van Suriname onder redactie van A.A. Pulle.

Nog heden ten dage (2022) worden twee maal per jaar subsidies toegekend aan studenten om onderzoek te doen aan de flora en vegetatie en natuurbehoud in de Guiana’s, de Nederlandse Antillen en Aruba (zie pagina met voorbeelden van gesubsidieerde projecten).

Gerealiseerd door Wesley Roozing © 2010